.HOE SINT JORIS DE HERTEBRON AAN DIE NAAM HIELP
Hoe komt de Hertebron aan zijn naam? Niemand weet het zeker maar het volgende verhaal zou wel kunnen kloppen. Toen Sint Joris de draak had verslagen, verbleef hij een tijdlang in het toenmalige dorp Weert. Het zou ook kunnen dat de die draak in het Meerdaalwoud zat (onder de Tomberg of in het Moddergat), maar daarover lopen de versies uiteen ook al omdat in die tijd er in deze streek weinig koningsdochters te vinden waren. In later tijden is hij de heilige geworden van de scouts en dat kan te maken hebben met de De Kluis die daar in de buurt is (op 23 april is het Sint-Jorisdag en dat wordt door de scouts gevierd met een groot kampvuur). In elk geval, hij was toen wel flink beroemd geworden als helper in nood en van ver in de omgeving kwamen de mensen hem raad vragen. Op een mooie zomeravond stond er een hert in zijn achtertuin. Niet zomaar een ree zoals die vandaag de dag overal in het bos rondlopen, maar een echt edelhert, kennelijk een voorouder van de herten die de Hertog van Arenberg eeuwen later zou houden in zijn wildpark in de Warande. Het hert zei niets want in die tijd konden de dieren al niet meer spreken, maar het keek met grote verlangende ogen alsof het iets van de ridder wilde gedaan krijgen. Sint Joris begreep het niet goed en ging naar binnen. Twee uur later stond het hert er nog en toen Sint Joris maar weer eens ging kijken, maakte het dier bewegingen alsof het wilde dat de heilige met hem meeging. Het liep het bos in, Sint Joris ging er achter aan en toen ze op een bepaalde plek kwamen, begreep hij wat er aan de hand was. Er was een enorme beuk omgevallen en die lag met een grote tak over een hertenkalfje heen. Doordat de tak in de grond was komen vast te zitten, zat het klemvast. Sint Joris pakte de boom en de tak vast en trok er eens flink aan. De tak kwam los, het hertje was bevrijd en ziedaar, op de plaats van het gat kwam plotseling water naar boven. Dat water bleef lopen en de hertebron was geboren. Geen wonder dat het dorp Weert in later tijd de naam Sint Joris Weert aannamheeft en ook een Sint-Joris kerk heeft. De naam van de camping bij de bron herinnert ook aan dit gebeuren.
Hoe komt de Hertebron aan zijn naam? Niemand weet het zeker maar het volgende verhaal zou wel kunnen kloppen. Toen Sint Joris de draak had verslagen, verbleef hij een tijdlang in het toenmalige dorp Weert. Het zou ook kunnen dat de die draak in het Meerdaalwoud zat (onder de Tomberg of in het Moddergat), maar daarover lopen de versies uiteen ook al omdat in die tijd er in deze streek weinig koningsdochters te vinden waren. In later tijden is hij de heilige geworden van de scouts en dat kan te maken hebben met de De Kluis die daar in de buurt is (op 23 april is het Sint-Jorisdag en dat wordt door de scouts gevierd met een groot kampvuur). In elk geval, hij was toen wel flink beroemd geworden als helper in nood en van ver in de omgeving kwamen de mensen hem raad vragen. Op een mooie zomeravond stond er een hert in zijn achtertuin. Niet zomaar een ree zoals die vandaag de dag overal in het bos rondlopen, maar een echt edelhert, kennelijk een voorouder van de herten die de Hertog van Arenberg eeuwen later zou houden in zijn wildpark in de Warande. Het hert zei niets want in die tijd konden de dieren al niet meer spreken, maar het keek met grote verlangende ogen alsof het iets van de ridder wilde gedaan krijgen. Sint Joris begreep het niet goed en ging naar binnen. Twee uur later stond het hert er nog en toen Sint Joris maar weer eens ging kijken, maakte het dier bewegingen alsof het wilde dat de heilige met hem meeging. Het liep het bos in, Sint Joris ging er achter aan en toen ze op een bepaalde plek kwamen, begreep hij wat er aan de hand was. Er was een enorme beuk omgevallen en die lag met een grote tak over een hertenkalfje heen. Doordat de tak in de grond was komen vast te zitten, zat het klemvast. Sint Joris pakte de boom en de tak vast en trok er eens flink aan. De tak kwam los, het hertje was bevrijd en ziedaar, op de plaats van het gat kwam plotseling water naar boven. Dat water bleef lopen en de hertebron was geboren. Geen wonder dat het dorp Weert in later tijd de naam Sint Joris Weert aannamheeft en ook een Sint-Joris kerk heeft. De naam van de camping bij de bron herinnert ook aan dit gebeuren.
DE WARE LIEFDE AAN DE MINNEBRON
Het verhaal over de eeuwige liefde aan de Minnebron moet al heel oud zijn. Het gerucht gaat dat toen Julius Caesar in onze streken vertoefde om er de barbaren te onderwerpen, de plaatselijke machthebbers een soort samenzwering op touw zetten om de Romeinse veldheer van de bron te laten drinken om hem te koppelen aan een schone van bij ons en hem daarna te vermoorden. Dat lukte niet want Caesar bereidde zich voor op een diepgaande romance met Cleopatra en liet zich niet verleiden, ook al omdat hij de Belgen wel dapper vond maar iets te ver verwijderd van cultuur en beschaving (Commentarii de bello Gallico I 1.3.). Kwade tongen beweren dat hij de zaak wantrouwde en mede om die reden alle stammen in het gebied liet ombrengen. Dit lijkt echter een brug te ver te zijn. Volgens anderen moeten hertog Karel van Arenberg en Anne van Croÿ hier elkaar hun eerste kusje gegeven hebben. Als het waar is, kan het niet toevallig zijn, want zoals iedereen weet was dit dat het ogenblik dat heel het bos van de ene rijke familie overging naar de andere al even rijke familie. Hoewel in die tijd trouwen uit romantische liefde in de hoge adel niet gebruikelijk was, kan dit verhaal wel waar zijn want beiden waren knappe mensen en hun huwelijk heeft lang stand gehouden: er kwamen wel elf kinderen van. Dus helemaal tegen hun zin kan het niet geweest zijn. Tenslotte is er dan nog dit verhaal: toen de kapel juist was gebouwd kwamen zowel de paters als de dorpelingen aan deze bron hun water halen. Op een dag stond er daar de beeldschone dochter van de molenaar, toen juist ook de jongste pater aankwam met zijn emmertjes. Ze spraken geen woord, maar haar blonde haar maakte diepe indruk op zijn onschuldige ziel omdat het hem deed denken aan de maagd Maria. Zij was evenzeer zwaar onder de indruk van zijn forse gestalte. De week daarop stond hij er weer met een struikje maagdenpalm in zijn knuisten, je weet wel dat plantje dat in het bos welig tiert bij veel van die oude kuilen waarvan alleen de geleerden weten hoe ze ontstaan zijn. Het was lente en dan bloeit maagdenpalm welig. Het verhaal is dat zij zo diep bloosde dat het rode ochtendzonlicht in de vijver er van verbleekte (en de paddenstoel zou zijn omgevallen als die er toen al zou geweest zijn). Van het een kwam het ander, ze kregen wel veertien kinderen en velen van hen hebben het goed gesteld, sommigen hebben het nog tot burgemeester geschopt. Om begrijpelijke redenen is de plaatselijke kerkgemeenschap wel altijd tamelijk zwijgzaam gebleven over dit verhaal en tussen de kapel en de bron is geen enkele officiële band bekend wat toch opmerkelijk is
Het verhaal over de eeuwige liefde aan de Minnebron moet al heel oud zijn. Het gerucht gaat dat toen Julius Caesar in onze streken vertoefde om er de barbaren te onderwerpen, de plaatselijke machthebbers een soort samenzwering op touw zetten om de Romeinse veldheer van de bron te laten drinken om hem te koppelen aan een schone van bij ons en hem daarna te vermoorden. Dat lukte niet want Caesar bereidde zich voor op een diepgaande romance met Cleopatra en liet zich niet verleiden, ook al omdat hij de Belgen wel dapper vond maar iets te ver verwijderd van cultuur en beschaving (Commentarii de bello Gallico I 1.3.). Kwade tongen beweren dat hij de zaak wantrouwde en mede om die reden alle stammen in het gebied liet ombrengen. Dit lijkt echter een brug te ver te zijn. Volgens anderen moeten hertog Karel van Arenberg en Anne van Croÿ hier elkaar hun eerste kusje gegeven hebben. Als het waar is, kan het niet toevallig zijn, want zoals iedereen weet was dit dat het ogenblik dat heel het bos van de ene rijke familie overging naar de andere al even rijke familie. Hoewel in die tijd trouwen uit romantische liefde in de hoge adel niet gebruikelijk was, kan dit verhaal wel waar zijn want beiden waren knappe mensen en hun huwelijk heeft lang stand gehouden: er kwamen wel elf kinderen van. Dus helemaal tegen hun zin kan het niet geweest zijn. Tenslotte is er dan nog dit verhaal: toen de kapel juist was gebouwd kwamen zowel de paters als de dorpelingen aan deze bron hun water halen. Op een dag stond er daar de beeldschone dochter van de molenaar, toen juist ook de jongste pater aankwam met zijn emmertjes. Ze spraken geen woord, maar haar blonde haar maakte diepe indruk op zijn onschuldige ziel omdat het hem deed denken aan de maagd Maria. Zij was evenzeer zwaar onder de indruk van zijn forse gestalte. De week daarop stond hij er weer met een struikje maagdenpalm in zijn knuisten, je weet wel dat plantje dat in het bos welig tiert bij veel van die oude kuilen waarvan alleen de geleerden weten hoe ze ontstaan zijn. Het was lente en dan bloeit maagdenpalm welig. Het verhaal is dat zij zo diep bloosde dat het rode ochtendzonlicht in de vijver er van verbleekte (en de paddenstoel zou zijn omgevallen als die er toen al zou geweest zijn). Van het een kwam het ander, ze kregen wel veertien kinderen en velen van hen hebben het goed gesteld, sommigen hebben het nog tot burgemeester geschopt. Om begrijpelijke redenen is de plaatselijke kerkgemeenschap wel altijd tamelijk zwijgzaam gebleven over dit verhaal en tussen de kapel en de bron is geen enkele officiële band bekend wat toch opmerkelijk is
DE NIMF VAN DE KLUISBRON
Ik wist het niet maar dit is wat enkele oude mensen mij dan toch wisten te vertellen toen ik hen vroeg naar de ware geschiedenis achter de bron van De Kluis. Vele jaren geleden, lang voordat er ooit al iemand gehoord had van de Hertog van Arenberg, leefden er op deze plek een man en een vrouw. Ze hadden een leuk huisje gebouwd aan de bron maar kinderen kregen ze niet. De man was daarover zo nors geworden dat hij was gaan drinken en in zijn dronkenschap de meest vreselijke vloeken uitstootte tegen zijn vrouw. Het arme mens die het toch niet kon helpen, liet dit jarenlang geduldig over zich heen gaan. Maar op een dag werd het haar te veel, na weer een heftige vloekbui rende ze het huis en stortte zich in de bron. De god van het bos had medelijden met haar. Hij veranderde haar in een nimf en van hem mocht ze in de bon blijven wonen. Maar hij deed nog iets méér. Hij maakte dat iedere keer als er in de buurt van de bron een vloek werd geuit, de nimf uit het water kon oprijzen en haar ogen vol tranen recht richtte op degene die daar aan het vloeken was. Die veranderde dan prompt in een pad die vervolgens in de bron sprong en daar zijn paddenleven maar moest lijden. De eerste die dit overkwam was haar echtgenoot want toen hij zijn vrouw niet meer vond stond hij aan de bron te vloeken dat het een aard had. Naarmate dit verhaal bekend raakte, de hertog van Arenberg wist ervan toen hij in 1934 (?) het huis aan de scouts overliet, gebeurde het minder want de mensen werden voorzichtig en waagden het niet om bij de bron te vloeken. Gewone wandelaars die daar voor hun plezier langskomen zijn altijd goed gemutst dus die lopen geen gevaar. De meesten kennen dit verhaal zelfs niet. Heden ten dage hebben de scouts het beheer over het gebiedje overgenomen en iedereen kan begrijpen dat ze eigenlijk angst hebben om dicht bij de bron te komen. Scouts zijn enthousiaste jongelingen en een onvertogen woord komt er nogal gemakkelijk uit. Je weet maar nooit wat je te wachten staat als je de bron staat schoon te maken en op te ruimen en je bij vergissing een krachtterm laat vallen, al was het maar omdat er een glibberige pad over je handen springt. Het minste wat je wil is op facebook te eindigen als een pad. Vandaar dat de bron niet zo mooi schoongemaakt en opgeruimd wordt als de andere bronnen … Tot nu hebben raadgevingen aan de scouts om met de nimf tot een akkoord te komen nog niets opgeleverd. Het zou toch redelijk zijn dat zij in haar blijheid dat haar huisje in ere wordt gehouden, iets zou kunnen velen van degenen die daar zo goed voor zorgen. Maar wat niet is kan wel komen zegt het spreekwoord en blijkbaar zijn er onderhandelingen aan de gang.
Ik wist het niet maar dit is wat enkele oude mensen mij dan toch wisten te vertellen toen ik hen vroeg naar de ware geschiedenis achter de bron van De Kluis. Vele jaren geleden, lang voordat er ooit al iemand gehoord had van de Hertog van Arenberg, leefden er op deze plek een man en een vrouw. Ze hadden een leuk huisje gebouwd aan de bron maar kinderen kregen ze niet. De man was daarover zo nors geworden dat hij was gaan drinken en in zijn dronkenschap de meest vreselijke vloeken uitstootte tegen zijn vrouw. Het arme mens die het toch niet kon helpen, liet dit jarenlang geduldig over zich heen gaan. Maar op een dag werd het haar te veel, na weer een heftige vloekbui rende ze het huis en stortte zich in de bron. De god van het bos had medelijden met haar. Hij veranderde haar in een nimf en van hem mocht ze in de bon blijven wonen. Maar hij deed nog iets méér. Hij maakte dat iedere keer als er in de buurt van de bron een vloek werd geuit, de nimf uit het water kon oprijzen en haar ogen vol tranen recht richtte op degene die daar aan het vloeken was. Die veranderde dan prompt in een pad die vervolgens in de bron sprong en daar zijn paddenleven maar moest lijden. De eerste die dit overkwam was haar echtgenoot want toen hij zijn vrouw niet meer vond stond hij aan de bron te vloeken dat het een aard had. Naarmate dit verhaal bekend raakte, de hertog van Arenberg wist ervan toen hij in 1934 (?) het huis aan de scouts overliet, gebeurde het minder want de mensen werden voorzichtig en waagden het niet om bij de bron te vloeken. Gewone wandelaars die daar voor hun plezier langskomen zijn altijd goed gemutst dus die lopen geen gevaar. De meesten kennen dit verhaal zelfs niet. Heden ten dage hebben de scouts het beheer over het gebiedje overgenomen en iedereen kan begrijpen dat ze eigenlijk angst hebben om dicht bij de bron te komen. Scouts zijn enthousiaste jongelingen en een onvertogen woord komt er nogal gemakkelijk uit. Je weet maar nooit wat je te wachten staat als je de bron staat schoon te maken en op te ruimen en je bij vergissing een krachtterm laat vallen, al was het maar omdat er een glibberige pad over je handen springt. Het minste wat je wil is op facebook te eindigen als een pad. Vandaar dat de bron niet zo mooi schoongemaakt en opgeruimd wordt als de andere bronnen … Tot nu hebben raadgevingen aan de scouts om met de nimf tot een akkoord te komen nog niets opgeleverd. Het zou toch redelijk zijn dat zij in haar blijheid dat haar huisje in ere wordt gehouden, iets zou kunnen velen van degenen die daar zo goed voor zorgen. Maar wat niet is kan wel komen zegt het spreekwoord en blijkbaar zijn er onderhandelingen aan de gang.
Over de
oorsprong van de naam Mommedeel is het laatste woord nog niet gezegd. Het
achtervoegsel ‘deel’ staat
ongetwijfeld voor ‘dal’ of ‘delle’ of ‘daal’. Het voorvoegsel ‘Momme’ zou van Noord Friese afkomst
kunnen zijn. In het noorden van Duitsland en in Denemarken is Momme een oude
voornaam voor jongens. Over heel de
wereld is momme een begrip om de glanskwalieit van zijde en parels te meten.
Daarmee komen we wellicht nader tot de oorsprong, want in het Oostfries staat
Momme (Munibert, Mommbert) voor een lichtgevende gedachte of geest. Totdat de historici uit Bierbeek
of ergens anders dit allemaal duchtig tegenspreken, houd ik het dus maar op
deze mooie verklaring: voor de mensen van vroeger was de Mommedeel het dal van
de geest die flonkerend en glanzend licht geeft. Ga er maar eens kijken op een
zonnige voor- of najaarsdag en bewonder het licht dat tussen de bomen en in het
vele water speelt. En jawel, Hugo Abts - van Natuurpunt en van Bierbeek -
vertelde me laatst dat zijn ouders in het vroege voorjaar met mombakkes
(maskers) van deur tot deur gingen om liedjes te zingen en een geldje te
krijgen. Ik wacht nog op de bevestiging dat in deze traditie de mensen ook het
dal in trokken om bij de Momme een portie geluk te halen op het ogenblik dat
het licht de dagen weer langer maakt. Voor hen die geesten liever rangschikken
onder de categorie ‘schrikwekkend’
heb ik een kinderboek gevonden waar de Mommen als angstaanjagende wezens worden
opgevoerd. In 2006 schreef Leendert Witvliet een gedichtenbundel ‘Momme La Me Los’: De Mommemonsters in het
bos laten 's nachts hun ongen los die op dikke kinderen jagen. Vette jongens,
dikke meiden huilen, gillen en raken van de wijs, thuis in smalle bedjes, en
ook in 't bos en op de heide, overal klinkt bang gekrijs: Mommemonster,
Momme-la-me-los. De
pappa’s en mamma’s in Bierbeek en omgeving die hun kinderen een verhaaltje
vertellen voor het slapen gaan, staan dus voor een verscheurende keuze en het
zou kunnen dat ze dit deel van het bos niet meer durven binnengaan (zeker als
ze een beetje te dik zijn). En dat zou jammer zijn want de Mommedeel is een van
de mooiste plekken van het woud.
.
.
HOE DIE VAN HAASRODE EN BLANDEN VAN DE MOMMEKES VERLOST WERDEN EN SINDSDIEN MOEMMEPLOEFERS GENOEMD WORDEN
Over de oorsprong van de naam Mommedeel is inderdaad het laatste woord nog lang niet gezegd. Het volgend verhaal tekende ik laatst op tijdens de wandeling uit de mond van Ad Wouters, beroemdheid in de gemeente Oud-Heverlee en kenner van het bos met een gezag dat niemand in vraag zal durven stellen. Lang geleden, toen er nog boommarters en dassen in onze bossen woonden en de boeren nog niet konden schrijven maar wel nog échte boeren waren, zat de Mommedeel in het najaar altijd vol met Mommekes. Dat waren kleine slijmerige wezentjes die verschrikkelijk stonken, de meest ongure geluiden maakten en in Blanden en Haasrode allerlei vandalenstreken uithaalden. Ze trokken de pannen van de daken, gooiden met stenen naar de burgemeester en andere deftige lieden, joegen de koeien op in de weiden en - het ergst van al – gooiden in de kerk de kaarsen om als die juist waren aangestoken. De mensen waren radeloos en trokken naar de pastoor om bijstand. Die krabde zich achter zijn oren maar kwam niet verder dan de goede raad om door ijverig bidden van het kwaad te worden verlost. Omdat dit niet hielp, duurde de overlast voort. Op een dag was er een flinke boerenzoon, algemeen bekend als ‘den Toine’ die besloot om de zaak maar eens zelf aan te pakken. Hij had ontdekt dat in de maand oktober dat deel van het bos altijd vol stond met zeer grote lelijke paddenstoelen. Hij had er eens aan geroken en vond dat ze verdacht riekten naar die mommekes. Dat jaar nam hij zijn ijzeren wasketel mee naar het bos en plaatste die over zo’n paddenstoel. Toen hij een paar weken later terug kwam en de ketel oplichtte, holde er zo’n mommeke onder uit en was er van de paddenstoel alleen nog maar een klein hoopje groenig slijm te zien. Nu wist hij wat hij moest doen. Het jaar daarna verzamelde hij alle boeren om zich heen om al die paddenstoelen te plukken. Die werden allemaal samen op een hoop gelegd boven op de Mommedeel. De boeren verzamelden een massa droog hout en toen alles klaar was staken ze de hele boel in brand. Net toen het vuur naar zijn hoogtepunt ging, was er een enorme knal en ging de hele massa hoog de lucht in. De rookkolom reikte wel 300 meter hoog en de wolk was tot in Leuven te zien als een reuze paddenstoel en de stedelingen moesten dagenlang binnenblijven vanwege de stank. Toen het vuur gedoofd was zag je een geweldig gat waar de stapel had gelegen. Dat verklaart waarom er vlak onder onder de schuilhut nog altijd zo’n steile helling is. De Mommekes zijn nooit meer teruggekomen en boer Toine werd een held. Maar die van Haasrode werden in de volksmond sindsdien eeuwenlang ‘moemmeploefers’ genoemd.
Over de oorsprong van de naam Mommedeel is inderdaad het laatste woord nog lang niet gezegd. Het volgend verhaal tekende ik laatst op tijdens de wandeling uit de mond van Ad Wouters, beroemdheid in de gemeente Oud-Heverlee en kenner van het bos met een gezag dat niemand in vraag zal durven stellen. Lang geleden, toen er nog boommarters en dassen in onze bossen woonden en de boeren nog niet konden schrijven maar wel nog échte boeren waren, zat de Mommedeel in het najaar altijd vol met Mommekes. Dat waren kleine slijmerige wezentjes die verschrikkelijk stonken, de meest ongure geluiden maakten en in Blanden en Haasrode allerlei vandalenstreken uithaalden. Ze trokken de pannen van de daken, gooiden met stenen naar de burgemeester en andere deftige lieden, joegen de koeien op in de weiden en - het ergst van al – gooiden in de kerk de kaarsen om als die juist waren aangestoken. De mensen waren radeloos en trokken naar de pastoor om bijstand. Die krabde zich achter zijn oren maar kwam niet verder dan de goede raad om door ijverig bidden van het kwaad te worden verlost. Omdat dit niet hielp, duurde de overlast voort. Op een dag was er een flinke boerenzoon, algemeen bekend als ‘den Toine’ die besloot om de zaak maar eens zelf aan te pakken. Hij had ontdekt dat in de maand oktober dat deel van het bos altijd vol stond met zeer grote lelijke paddenstoelen. Hij had er eens aan geroken en vond dat ze verdacht riekten naar die mommekes. Dat jaar nam hij zijn ijzeren wasketel mee naar het bos en plaatste die over zo’n paddenstoel. Toen hij een paar weken later terug kwam en de ketel oplichtte, holde er zo’n mommeke onder uit en was er van de paddenstoel alleen nog maar een klein hoopje groenig slijm te zien. Nu wist hij wat hij moest doen. Het jaar daarna verzamelde hij alle boeren om zich heen om al die paddenstoelen te plukken. Die werden allemaal samen op een hoop gelegd boven op de Mommedeel. De boeren verzamelden een massa droog hout en toen alles klaar was staken ze de hele boel in brand. Net toen het vuur naar zijn hoogtepunt ging, was er een enorme knal en ging de hele massa hoog de lucht in. De rookkolom reikte wel 300 meter hoog en de wolk was tot in Leuven te zien als een reuze paddenstoel en de stedelingen moesten dagenlang binnenblijven vanwege de stank. Toen het vuur gedoofd was zag je een geweldig gat waar de stapel had gelegen. Dat verklaart waarom er vlak onder onder de schuilhut nog altijd zo’n steile helling is. De Mommekes zijn nooit meer teruggekomen en boer Toine werd een held. Maar die van Haasrode werden in de volksmond sindsdien eeuwenlang ‘moemmeploefers’ genoemd.